44

 

 

 

 

In de tuin van de Priory zat Anne onkruid te wieden. Ze droeg een korte broek en zat op haar knieën op een opgevouwen oude handdoek. Af en toe stond ze op om zich uit te rekken en een stukje op te schuiven. De zon brandde op haar rug en schouders. Het onkruid liet zich gemakkelijk verwijderen en ze schudde de zanderige aarde van de wortels voordat ze het kruiskruid in haar kruiwagen liet vallen.

Ze had een man uit het dorp betaald om elke week haar tuin te besproeien en het gras te maaien, maar hij had verder niets gedaan, en alle planten hadden ondanks het feit dat ze verwaarloosd waren welig getierd. Het effect was dat van een weelderige tropentuin. Er stonden grote, bijna uitgebloeide bloemen en de bessen aan de struiken waarover een net was gespannen waren rijp geworden en op de grond gevallen, en terwijl ze daar op haar knieën in de border zat, werd ze omgeven door een geur die een mengeling was van verrotting en een bedwelmend parfum.

Toch had ze het gevoel dat ze haar tijd zat te verdoen, want ze kon zich niet voorstellen dat ze over een jaar nog in de Priory zou zitten. Als hij aan zijn lot werd overgelaten, zou Jeremy ofwel de tuin laten verwilderen, ofwel een van zijn artistiekerige vriendjes uit Londen uitnodigen om een kunstzinnig geheel te ontwerpen. Ze stelde zich voor hoe ze alle planten uit de grond zouden trekken en met grind en abstracte beelden iets minimalistisch en oosters zouden bedenken.

Het was Edies idee geweest dat ze een dag vrij zou nemen. Anne bedacht dat ze het zo goed met Edie kon vinden omdat ze, al gaf ze het niet graag toe, van dezelfde generatie waren. Ze waren op de een of andere manier minder conventioneel dan de jongeren met al hun principes.

Anne had Edie toevertrouwd dat het angstzweet haar uitbrak bij het idee om Baikie’s de rug toe te keren en haar leven in de Priory met Jeremy weer op te pakken. Ze had Edie natuurlijk niet over Godfrey verteld, maar Edie had vermoedens geuit over een relatie die fout was gelopen.

‘Het probleem is dat ik er niet echt goed over heb nagedacht,’ had Anne gezegd. ‘Als ik hier zit, vergeet ik helemaal dat er ook nog een buitenwereld is. Ik bedoel, ik weet dat we al die capriolen van Vera het hoofd moeten bieden, maar dat leek bijna deel uit te maken van het onderzoek. Rondwroeten om antwoorden te vinden. Maar nu we een vertrekdatum hebben vastgesteld, kan ik een beslissing niet langer uitstellen.’

Toen had Edie gezegd: ‘Waarom ga je er niet even tussenuit, een dagje naar huis? Misschien helpt dat om alles in het juiste perspectief te zien.’

Anne had die raad opgevolgd, en terwijl ze in de zon op haar knieën zat om het kleefkruid en de akelei te ontwarren, had ze hetzelfde geprobeerd met het veel ingewikkeldere probleem over hoe ze de rest van haar leven moest doorbrengen.

‘Je moet bedenken wat je echt wilt,’ had Edie gezegd. En dat klonk natuurlijk heel gemakkelijk, alleen wist ze precies wat ze wilde: Godfrey Waugh, al was ze er nog niet zeker van of hij wel of niet een moordenaar was.

Tegen lunchtijd kwam Jeremy thuis. Hij had belangen in een antiekwinkel in Morpeth en daar was hij volgens zijn zeggen heen gegaan om te controleren of de manager de nieuwe stukken juist had geprijsd. De manager was jong en knap.

‘Roland heeft geen flauw idee,’ zei Jeremy. Hij stond op het betegelde tuinpad, licht zwetend in zijn trendy Ralph Lauren-shirt en zijn St. Laurent-blazer. Hij moest hard praten omdat hij het gras niet op wilde lopen, aangezien hij dan zijn schoenen vies zou maken. Anne weigerde om het wieden te staken en naar hem toe te gaan. Er was iets geruststellends aan het ritme van bukken en trekken en zien hoe de grond voor haar schoon werd.

‘Ik bedoel, hij is een eersteklas verkoper, dat moet ik hem nageven, maar hij heeft geen benul van historie.’

Ze vroeg zich vluchtig af waarvan hij dan besef moest hebben, maar ze wist wel beter dan hem daarnaar te vragen. Jeremy deed niets liever dan uitgebreide verhandelingen houden.

‘Je raadt het nooit,’ vervolgde Jeremy opgewonden, met wapperende handen, een parodie van zichzelf. ‘We zijn uitgenodigd voor een feest in de Hall.’

Daarop staakte ze haar werk. Ze kwam overeind, voelde hoe de spieren in haar schouders trokken, het getintel aan de achterkant van haar benen waar de zon op had gebrand.

‘Wat voor feest?’

‘O, niets formeels. Geen chic gedoe. Ik bedoel, ik verwacht dat Jan en alleman een uitnodiging heeft gekregen. Ter gelegenheid van de verjaardag van het jongste ettertje. Maar Livvy Fulwell is speciaal langsgekomen om ons uit te nodigen.’

‘Wat ben je toch een snob, Jeremy,’ zei ze zonder scherpte.

‘Lieverd,’ zei hij, ‘daar kan ik niets aan doen. Ben je klaar met wieden? Dan kunnen we gaan lunchen.’

‘Wat jij wilt.’

‘Ik zal blij zijn als je klaar bent met die vervelende klus in de heuvels. Lijkt het je niet heerlijk als alles weer zijn gewone gangetje gaat?’ De ongerustheid die doorklonk in zijn stem deed Anne vermoeden dat ook bij hem de paniek begon toe te slaan. Hij was niet dom en had een hekel aan verandering of ontwrichting. Hij was een vriendelijke, amusante man en ze zou hem beslist missen. Maar niet genoeg om bij hem te blijven.

‘Wat eten we?’ Ze had nu geen zin in een confrontatie, zelfs niet over het tijdstip om te eten. Dit was haar vrije dag.

‘O god!’ Hij was in verwarring. ‘Ik heb er helemaal niet aan gedacht. Om op de terugweg iets mee te nemen, bedoel ik.’

‘Dan gaan we naar de pub,’ zei ze. Ze moest glimlachen toen Jeremy een vies gezicht trok. Preiquiche van het huis of worst met patat was niet bepaald naar zijn zin. Hij voelde zich niet op zijn gemak tussen de pubgasten die zich bij de lunch al volgoten met bier.

‘O god,’ herhaalde hij. ‘Goed dan. Als het per se moet. Maar alleen omdat jij het bent.’

In het huis liep hij achter haar aan naar boven. Hij wachtte in haar slaapkamer en riep door de deur terwijl zij onder de douche stond. Zo moet het zijn, dacht ze, als je een kind hebt dat de hele dag achter je aan loopt. Ze ving maar de helft van zijn woorden op boven het geluid van het stromende water uit. Eerst dacht ze dat hij het weer over het feest bij de Fulwells had. Het idee om op de Hall uitgenodigd te zijn had hem verrukt. Ze ving iets op van: ‘We zullen natuurlijk een cadeautje moeten kopen.’

Maar toen ze in een handdoek gewikkeld de douche uit kwam, besefte ze dat hij het over iets anders had.

‘Wil je haar alsjeblieft bellen? Ik kan er niet tegen om haar telkens weer met een smoes af te schepen.’

‘Wie moet ik bellen?’

‘De vrouw die steeds probeert om je te spreken te krijgen. Dat heb ik net verteld.’

Ze ging voor haar kaptafel zitten en wreef met de handdoek over haar haar. Het was uitgedroogd door de zon en ze moest nodig iets aan de uitgroei laten doen. ‘Dat heb ik niet verstaan.’

‘O god, Jeremy, praat maar lekker tegen jezelf,’ zei hij. Hij zat op het bed achter haar. Ze zag zijn gezicht in de spiegel van de kaptafel. Hij was geïrriteerd, maar probeerde dat niet te laten blijken.

‘Sorry. Kun je het me nog eens vertellen?’

‘Er heeft een paar keer een vrouw voor je gebeld. Ze ging ervan uit dat ik je een boodschap kon doorgeven. Ik wilde haar niet vertellen dat ik je tegenwoordig amper zie.’

‘Sorry,’ zei ze nog eens om de vrede te bewaren. Ze dacht: welk recht heeft hij om mij een schuldgevoel te bezorgen? Hij zit meestal in Londen. Toen, omdat hij nog steeds chagrijnig keek, vroeg ze: ‘Wie was het?’

‘Barbara nog iets. Ze zei dat jij het nummer wel zou hebben.’

‘Waugh?’ vroeg ze. ‘Barbara Waugh?’

‘Ja, zo heette ze.’

‘Waarom belde ze?’

‘O, dat wilde ze niet zeggen. Ik nam aan dat het om vrouwenpraat ging. Wil je haar alsjeblieft bellen voordat je teruggaat naar dat hutje in de heuvels?’

‘Zal ik doen, maar niet voordat ik iets heb gegeten.’

Hij trok een gezicht. ‘Kom op dan. Dan hebben we dat maar gehad.’

Ze kwam even in de verleiding om hem mee te tronen naar de barruimte, waar Lance, de jonge automonteur uit de garage met smeer aan zijn handen, sandwiches met gekookte ham en erwtensoep zou zitten te eten. Rockmuziek uit een jukebox probeerde Sky TV te overstemmen. In plaats daarvan nam ze hem mee naar de eetzaal. Er zaten maar twee andere gasten in het vertrek aan een tafeltje in de hoek. Ze gingen zo op in hun gesprek dat ze Anne en Jeremy niet meteen opmerkten, maar Anne zag hen onmiddellijk. Het waren Godfrey Waugh en Neville Furness. Godfrey zat met zijn rug naar haar toe, maar ze herkende hem direct: het sportjasje van grijze tweed dat hij altijd droeg als hij probeerde informeel over te komen, het dunner wordende haar. Een glas sinaasappelsap stond onaangeroerd naast zijn elleboog. Neville dronk bier en toen hij opkeek om zijn glas te pakken, zag hij haar.

Waarschijnlijk zei hij iets tegen Godfrey, die niet omkeek, maar snel zijn sap opdronk en opstond om te vertrekken. Anne vroeg zich af waarom ze hier waren. Misschien voor een ontmoeting met de tegenstanders van de steengroeve of voor een nieuwe vergunningaanvraag, de zoveelste omkoperij. Neville knikte haar in het voorbijgaan toe, maar Godfrey bleef strak voor zich uit staren en ontweek haar blik.

Jeremy was druk in de weer met de menukaart en had de mannen zo te zien niet eens opgemerkt. Ze zei: ‘Bestel voor mij maar een gin-tonic. Ik ga even naar de wc.’

Ze haalde Godfrey in op het parkeerterrein. Hij stond met zijn sleuteltjes in zijn hand naast zijn witte bmw. Misschien had hij expres getreuzeld omdat hij had gewild dat ze hem nog te pakken kreeg, want Neville reed al weg. Ze dacht echter dat hij hen moest hebben gezien toen hij in zijn zijspiegel keek voordat hij de weg op reed.

‘Ik kan hier niet meer tegen,’ zei ze. ‘Wat moet ik doen?’

‘Niets.’

‘Bedoel je dan dat het afgelopen is tussen ons?’

‘Nee,’ zei hij. ‘Nee. Je moet me vertrouwen. Dit duurt niet lang meer.’

‘Wanneer zie ik je weer?’

‘Binnenkort.’ Hij stak zijn hand uit en beroerde haar gezicht, streelde het vanaf haar voorhoofd, over haar wang naar haar kin. Ze voelde de ruwe huid van zijn duim en vingertoppen. ‘Je wacht toch wel?’

‘Alsof ik een keus heb.’ Om nog iets van trots over te houden draaide ze zich om voordat hij dat deed en liep ze snel de pub weer in.

De gin stond op de bar, het ijs in het glas begon al te smelten.

‘Voel je je wel goed?’ vroeg Jeremy. Ze was waarschijnlijk bleek. Ze voelde zich zwak en bibberig.

‘Prima, gewoon een beetje te veel zon.’

Toen ze verscheidene gin-tonics later terugkwamen op de Priory, drong Jeremy erop aan dat ze Barbara Waugh belde, en ze had niet de energie om zich daartegen te verzetten. Ik weet tenminste dat Godfrey er niet is. De telefoon werd opgenomen door het kind. Anne stond even met haar mond vol tanden. Ze wist nooit goed hoe ze met kinderen moest praten.

‘Mag ik je moeder even spreken?’ Ze besefte dat ze kortaf klonk, onbeleefd.

‘Wie kan ik zeggen dat er is?’ Het meisje articuleerde alsof ze spraakles had gehad.

Toen Barbara aan de lijn kwam, was ze buiten adem. Misschien was ze bang geweest dat Anne zou ophangen voordat ze met elkaar hadden gesproken.

‘Ik was in de tuin. Het is zo’n prachtige dag. Neem me niet kwalijk dat ik je man een paar keer heb gestoord met mijn telefoontjes. Hij zal me wel een trut vinden.’

‘Helemaal niet.’

‘Zouden we misschien iets kunnen afspreken?’ Haar stem leek over te slaan en ze verontschuldigde zich. ‘Neem me niet kwalijk, maar ik weet niet tot wie ik me anders moet wenden.’

‘Waarom ook niet?’ Door de gin was Anne overmoedig geworden.

‘Wat dacht je van donderdag? Kun je hierheen komen? Of heb je misschien liever dat ik naar jou kom?’

Barbara, die nooit de deur uit ging! Ze moet wel wanhopig zijn, dacht Anne. ‘Nee, donderdag is uitstekend. En je zult Baikie’s onmogelijk kunnen vinden. Ik kom wel naar jou toe. In de middag?’

‘O, ja.’ De opluchting was overduidelijk. ‘Dan kun je kennismaken met Felicity. Kom maar op de thee.’

Met een plak zelfgemaakte cake, dacht Anne.

Lokvogel
titlepage.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_000.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_001.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_002.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_003.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_004.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_005.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_006.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_007.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_008.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_009.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_010.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_011.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_012.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_013.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_014.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_015.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_016.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_017.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_018.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_019.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_020.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_021.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_022.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_023.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_024.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_025.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_026.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_027.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_028.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_029.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_030.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_031.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_032.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_033.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_034.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_035.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_036.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_037.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_038.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_039.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_040.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_041.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_042.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_043.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_044.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_045.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_046.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_047.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_048.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_049.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_050.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_051.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_052.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_053.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_054.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_055.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_056.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_057.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_058.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_059.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_060.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_061.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_062.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_063.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_064.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_065.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_066.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_067.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_068.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_069.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_070.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_071.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_072.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_073.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_074.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_075.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_076.xhtml